Pijnbestrijding epiduraal

Ruggenprik (‘epiduraal’)

Een ruggenprik is een injectie in je onderrug met een combinatie van pijnstillende medicijnen (de medicijnen verschillen per ziekenhuis). Bij deze pijnbehandeling heb je geen pijn meer in je onderlichaam.

De anesthesioloog brengt onder plaatselijke verdoving onder in je rug een naald aan. Daarbij moet je je rug bol maken en stil blijven liggen of zitten (ook tijdens de weeën). Via de naald wordt een dun, soepel slangetje in je rug gebracht. De naald gaat er weer uit, het slangetje blijft zitten. Door dit slangetje krijg je tijdens de hele bevalling pijnstillende medicijnen toegediend. Binnen 15 minuten voel je geen pijn meer.

Voordelen

  • De meeste vrouwen (95%) voelen helemaal geen pijn meer tijdens de weeën.
  • Voor zover bekend heeft een ruggenprik geen nadelige gevolgen voor het kind of het geven van borstvoeding.
  • Je wordt niet slaperig of suf van een ruggenprik en maakt de bevalling dus helemaal mee.
  • Je kunt soms jezelf via een pompje pijnstillende medicijnen geven (dat heet ‘patiëntgecontroleerde epidurale analgesie’).

Nadelen

  • Soms werkt de ruggenprik niet voldoende. Dat kan komen door de plaats waar de naald is ingebracht en de dosering van de medicijnen. De ruggenprik wordt dan soms opnieuw uitgevoerd.
  • De bevalling, vooral het persen, duurt langer. Daardoor heb je meer kans op een bevalling met zuignap of vacuümpomp (een ‘vaginale kunstverlossing’).
  • De weeën moeten vaker met medicijnen worden ondersteund.
  • Vaak mag je je bed niet uit, omdat je minder gevoel in je benen hebt.
  • Er wordt een infuus ingebracht, om te voorkomen dat je een te lage bloeddruk krijgt.
  • Meestal krijg je een blaaskatheter, omdat je door de verdoving niet goed voelt dat je moet plassen.
  • Je lichaamstemperatuur kan stijgen door een ruggenprik, waardoor het lastig is te bepalen of dit komt door een infectie. Jij en je kind worden dan opgenomen en worden behandeld met antibiotica.
  • Je kunt jeuk krijgen. Deze kan goed behandeld worden door de samenstelling van de medicijnen aan te passen.